Rondwormen bij schapen

De belangrijkste rondwormen in Nederland zijn nematodirus, haemonchus, trichostrongylus en teladorsagia.De levensloop van de verschillende rondwormen van het schaap lijken sterk op elkaar.

  • De eitjes van de volwassen vrouwtjes wormen komen met de mest op de weide. De hoeveelheid eitjes per wormsoort kan verschillen.
  • Afhankelijk van de weerscondities, zal het larfje binnen enkele dagen uit het eitje kruipen en zich na een aantal vervellingen ontwikkelen tot een infectieus larfje. Bij eitjes die in het voorjaar op de weide komen kan de ontwikkeling 10 -12 weken duren, terwijl uit de eitjes die in de zomer zijn uitgescheiden binnen 1-2 weken een larfje kan ontwikkelen.
  • Infectieuze larfjes worden tijdens het grazen door de schapen opgenomen. In het dier vindt dan de verdere ontwikkeling tot volwassen worm plaats. De periode van opname van het infectieuze larfje tot een volwasssen worm die zelf eitjes produceert duurt ongeveer 16 – 21 dagen.
  • Volwassen wormen overleven maximaal 12 weken in een schaap.
Cyclus rondwormen schaap

Nematodirus

Omdat de eitjes van nematodirus wormen goed overleven gedurende de winter kunnen weides van april tot juni makkelijk grote hoeveelheden infectieuze larfjes bevatten. Als gedurende die periode de weide wordt begraasd door lammeren van 6-12 weken, ontstaat er heel gemakkelijk acute diaree. De eerste symptomen kunnen ontstaan binnen 1 maand na uitscharen in het voorjaar en worden veroorzaakt door de larven van deze worm. Komt soms de infectie ook voor in het najaar. De darmbeschadiging gaat gepaard met waterdunne diaree en met veel dorst en soms sterfte. Mestonderzoek heeft pas zin tenminste 3 weken nadat de lammeren op de weide zijn gekomen.

Haemonchus

Haemonchus anemie

Haemonchus is een zeer vruchtbare worm, waarbij een vrouwtje 10.000 eitjes per dag kan produceren. Als geïnfecteerde dieren daarom op een schone weide komen, kan de weide binnen een maand sterk besmet raken. Omdat haemonchus oorspronkelijk een sub-tropische worm is, overleven de eitjes en larven de winter (bijna) niet. De worm overwintert in oude schapen.

Haemonchus is een bloedzuigende worm, die zich ophoudt in de lebmaag.(Ernstige) infectie gaat gepaard met bloedarmoede. Elke worm neemt 0.05 ml bloed op per dag. Bij infectie met 5.000 wormen treedt er een dagelijks bloedverlies op van 250 ml. Voornaamste symptomen bij acute infectie zijn het achterblijven in de kudde, verhoogde ademhalingsfrequentie en zeer bleke slijmvliezen. Conditie verlies is niet noodzakelijk. Bij chronische infecties, nemen de dieren af in conditie en kan er zich vocht ophopen onder aan de kop. Diarree wordt vrijwel nooit gezien. Haemonchus veroorzaakt met name problemen bij lammeren in de zomer, maar kan ook problemen veroorzaken bij volwassen dieren.

Omdat haemonchus de winter overleeft in de oudere schapen en vrijwel niet op de weide, zijn ooien de bron van infectie voor lammeren.

Trichostrongylus

Trichostrongylus is een wormensoort uit de dunne darm en veroorzaakt problemen bij lammeren in de herst en winter. Acute infecties gaan gepaard met zwart gekleurde diarree, gewichtsverlies en soms sterfte. Bij milde infecties wordt een verminderde groei gecombineerd met dunne mest. Meestal zijn het chronische infecties, met als voornaamste symptoom; conditie verlies.

Teladorsagia

Net als Haemonchus een worm uit de lebmaag, echter deze worm zuigt geen bloed. Geïnfecteerde dieren hebben een verminderde eetlust, diarree, gewichtsverlies en soms treedt er sterfte op. Door de verminderde voedsel en water opname zien de dieren er schraal uit, hebben weinig buik vulling, en zijn vaak vermagerd. Symptomen worden vaak gevonden bij lammeren aan het einde van de zomer, waarbij de dieren grote hoeveelheden infectieuze larven hebben opgenomen die in het voorjaar op de weide zijn gekomen.
Soms kan aan het eind van de winter acute diarree ontstaan als larfjes die overwinteren in de wand van de lebmaag zich massaal verder gaan ontwikkelen tot volwassen wormen. Doordat de larfjes uit de maagwand kruipen raakt deze zwaar beschadigd.