Longwormonderzoek met de Baermann techniek
Bij longworminfecties vinden wij geen eieren maar larven in de mest. Longwormlarven onderscheiden zich van de andere mestbestanddelen doordat ze beweeglijk zijn. Bij het longwormonderzoek met de Baermanntechniek isoleren wij de larve. Hierbij maken wij gebruik van het feit dat de larven bezinken in water.
Bij longwormonderzoek leggen we de te onderzoeken mest voorzichtig in een zeef met een zeer fijne maas opening. Larven kunnen net door de mazen heen kruipen maar grove mestbestanddelen blijven op de zeef liggen. Wij plaatsen de zeef in een trechter met onderaan een slangetje met hierop een klemmetje. Vervolgens vullen wij de trechter met lauw water waarbij de mest net onder water komt te staan.
Dit geheel zetten wij tenminste 12 uur bij kamertemperatuur weg gezet. De eventueel aanwezige larven trekken naar het water toe en belanden uiteindelijk in het slangetje, onder in de trechter. Door het openen van klem op de slang vangen wij de onderste vloeistof op in een klein schaaltje. Deze vloeistof onderzoeken wij dezelfde dag onder de microscopisch op larven met kleine vergroting.